HET TOESTEMMINGSVEREISTE BIJ MEDEPLEEGBOETES
Sinds juli 2009 bestaat de mogelijkheid om niet alleen aan de belastingplichtige zelf, maar (o.a.) ook aan diens belastingadviseur in de hoedanigheid van medepleger een fiscale boete op te leggen. Een boete mag nooit lichtvaardig worden opgelegd. In het geval de Belastingdienst een boete oplegt aan een van zijn ketenpartners, is nog meer zorgvuldigheid en terughoudendheid gepast.
Om te voorkomen dat een inspecteur lichtvaardig een fiscale boete oplegt aan een ander dan de belastingplichtige, bestaat daarom het toestemmingsvereiste.1 Alvorens een inspecteur een boete mag opleggen aan een medepleger moet hij eerst toestemming krijgen van de algemeen directeur van het organisatieonderdeel waaronder de zaak valt (bijv. Grote Ondernemingen) en van het Directoraat-Generaal Belastingdienst van het ministerie van Financiën. Dit toestemmingsvereiste is bedoeld als waarborg die ertoe strekt de belastingadviseur te beschermen tegen lichtvaardige of uit rancune opgelegde boetes.
Voorbeelden uit de praktijk en uit de jurisprudentie wijzen er echter op dat de huidige toestemmingsprocedure niet naar behoren werkt. Zo houden medepleegboetes opgelegd aan belastingadviseurs in de jurisprudentie maar zelden stand.2Â Het is bijzonder dat in al die gevallen de gevraagde toestemming klakkeloos werd verleend in plaats van deze aan een kritische toets te onderwerpen, zoals de rechter later wel deed.
Een schrijnend voorbeeld van de wijze waarop het toestemmingsvereiste in de praktijk wordt toegepast is een zaak van Hof Den Haag van 22 maart 2022.3 In deze zaak had de inspecteur bij het verzoek om toestemming geen neutrale weergave van de feiten gegeven en belangrijke informatie achterwege gehouden. Ook de terechte en onderbouwde bedenkingen van de landelijk vaktechnisch coördinator IH/S&E was de toestemminggevers onthouden. Het Hof komt tot het oordeel dat de toestemming is verleend op basis van onvolledige en gekleurde informatie. Het gebruik van de verleende toestemming druist zozeer in tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik daarvan onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht, aldus het Hof.
Bovendien kan het toestemmingsvereiste zelfs ten nadele van een belanghebbende werken. Hoe vrij voelt de inspecteur zich om een bezwaarschrift gegrond te verklaren als hij daarmee eigenlijk aangeeft dat de collega’s die veel hoger in rang zijn het dossier verkeerd hebben beoordeeld?
Met de huidige gebrekkige toepassing van het toestemmingsvereiste lijkt de waarborg die ter bescherming van de belanghebbende is ingevoerd, niet te werken zoals die is bedoeld. De rechtspraak roept het beeld op dat de toestemmingsverleners relevante informatie wordt onthouden en waar zij die wel krijgen is de juridische beoordeling van onvoldoende niveau.
Gelukkig blijken de rechters een stuk kritischer te zijn in de feitenbeoordeling en zijn de juridische oordelen veel evenwichtiger in vergelijking met de beoordelingen van de toestemmingverleners. Dat gegeven maakt dat er in een procedure in veel gevallen goede kansen liggen om met de juiste juridische bijstand een medepleegboete met succes aan te vechten.
- Paragraaf 2, lid 6 Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst.
- Zie bijvoorbeeld Rb. Noord-Holland 10 juni 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4643 en Hof Amsterdam 14 juni 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1816.
- Hof Den Haag 2 maart 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:317.