Spring naar content

Procesafspraken in strafzaken: ook in hoger beroep

Vorige maand schreef mijn kantoorgenote Karin de Lange over procesafspraken in strafzaken.1 Zoals daar opgemerkt zien we in de praktijk dat dergelijke afspraken onder meer worden gemaakt in zogenoemde financieel getinte strafrechtelijke onderzoeken. Juist in die zaken, en met name in hoger beroep, kunnen procesafspraken gezien de complexiteit en samenhang met verwante procedures onderdeel zijn van een totaaloplossing.

Een uitkomst in financieel economische en fiscale strafzaken

Onlangs is er beleid over het maken van procesafspraken gepubliceerd in de ‘Aanwijzing procesafspraken in strafzaken’.2 Ondanks dat het hoger beroep enkel zijdelings wordt genoemd geldt de Aanwijzing ook in die fase. Met name in grote(re) en/of complexe financieel economische en fiscale strafzaken menen wij dat het maken van procesafspraken in hoger beroep bijzonder nuttig kan zijn. In dit type zaken is het namelijk geen uitzondering dat de strafzaak pas jaren later bij de appelrechter belandt en de zaak opnieuw voor een lange periode stil komt te liggen. Dit is naar onze mening een uitstekende fase voor het zoeken naar consensualiteit.

Waar in eerste aanleg nog hoog wordt ingezet door het OM en de verdediging brengt tijd doorgaans meer of nieuw inzicht. Daarbij speelt een rol dat partijen in eerste aanleg hun standpunten hebben kunnen laten toetsen waardoor in hoger beroep (meer) duidelijkheid bestaat over het dossier en de cruciale geschilpunten. Bovendien is een advocaat-generaal in hoger beroep aan minder beleidsafspraken gebonden en heeft hij meer ruimte dan een officier van justitie bij een buitengerechtelijke afdoening. Ook zien we in de praktijk dat naarmate de tijd vordert andere omstandigheden een grotere rol gaan spelen. Denk aan de ouderdom van de feiten, een gewijzigde proceshouding, langdurende onzekerheid voor verdachte of diens (inmiddels) hoge leeftijd.

Een andere reden waarom het maken van procesafspraken een uitkomst kan zijn is omdat in dit type zaken dikwijls sprake is van zowel een ontnemingsprocedure als een verwante fiscale procedure. Een dergelijke “samenloop” kan invorderingsproblemen opleveren. Een vordering van de Belastingdienst is namelijk preferent waardoor de Staat, ook als de ontneming wordt toegewezen, mogelijk met lege handen achterblijft. Omdat in hoger beroep de fiscale procedure vaak jaren is blijven stilliggen of daarin juist is vast komen te staan dat moet worden betaald, toont het OM (meer) bereidheid om op dit punt afspraken te maken. Het is in dat geval nuttig om tezamen met de Belastingdienst te zoeken naar een totaaloplossing.

Eigen ervaring met procesafspraken in hoger beroep en ‘samenloop’

Onlangs zijn wij zelf in een langlopende witwaszaak aan de slag gegaan met zo’n totaaloplossing. De betreffende cliënt had met maar liefst drie verschillende procedures te maken: een witwaszaak (de hoofdzaak), een tweede (nieuwe) strafzaak ten behoeve van een ontnemingsvordering en een fiscale procedure waarin meerdere aanslagen in geschil waren. Om lange procedures te voorkomen die elkaar ook nog eens (deels) doorkruisen zijn wij om tafel gegaan met zowel de advocaat-generaal, het Functioneel Parket als de Belastingdienst. Gezamenlijk zijn wij – weliswaar na veelvuldig overleg – tot een efficiënte totaaloplossing gekomen.

Door middel van procesafspraken zijn wij overeengekomen dat een bewezenverklaring in de hoofdzaak zou volgen conform het vonnis van de rechtbank en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden geëist gelijk aan het voorarrest. Daarnaast is afgesproken om de tweede strafzaak ten behoeve van de ontnemingsvordering te beëindigen door middel van een voorwaardelijk sepot. ‘In ruil’ heeft verdachte afstand gedaan van de inbeslaggenomen panden door middel van een afstandsverklaring en is met een vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat met de opbrengst van deze panden de Belastingdienst zou worden betaald.

Onze ervaring is dat de regiefunctie van de appelrechter een extra punt van aandacht is wanneer ook afspraken buiten de hoofdzaak om worden gemaakt. Je wil namelijk voorkomen dat er onomkeerbare afspraken zijn gemaakt waarna de appelrechter alsnog besluit om de voorgestelde procesafspraken niet te volgen. In dat kader raden we aan om dergelijke afspraken voorwaardelijk te formuleren of daaraan een ontbindende voorwaarde te verbinden. Ook kan het zinvol zijn – zoals dat bij Hof Den Haag gebeurt – om al tijdens een regiezitting de hoofdlijnen van de (proces)afspraken kenbaar te maken. Zo kunnen, indien nodig, de afspraken nog worden aangepast of kan, in een uiterst geval, alsnog worden besloten om een inhoudelijke verdediging te voeren. Overigens is ons uit de Haagse praktijk bekend dat in dat laatste geval een andere rechter wordt aangesteld (na het uitvoeren van eventuele onderzoekwensen) om enige inkleuring door het voortraject te voorkomen. Een ander voordeel van het vroegtijdig betrekken van de appelrechter is dat hij of zij kan toezien op voldoende voortvarendheid bij het maken van de afspraken.

Tot besluit

Alhoewel het zoeken van overeenstemming met meerdere partijen en de vastlegging daarvan bepaald geen sinecure is, menen wij dat het vinden van een totaaloplossing voor alle betrokken partijen de daarmee gepaard gaande moeite meer dan waard is. Het hoger beroep is volgens ons in het bijzonder een fase waarin opnieuw de balans kan worden opgemaakt in hoeverre bestraffing nog opportuun is en op welke wijze doelmatigheid het best kan worden nagestreefd.


  1. K. de Lange, ‘Procesafspraken in strafzaken: begin van de oplossing’,
    www.wlaws.com/Procesafspraken_in_strafzaken_begin_van_de_oplossing.
  2. Aanwijzing procesafspraken in strafzaken 2023A002.
    https://www.om.nl/onderwerpen/beleidsregels/aanwijzingen/executie/aanwijzing-procesafspraken-in-strafzaken-2023a002