Rechtsbescherming bij informatieverzoeken onder druk
Op 6 februari 2024 heeft staatssecretaris Van Rij een onderzoeksrapport over de informatiebeschikking naar de Tweede Kamer gestuurd.1 Uit dit rapport volgt niet alleen dat de in 2016 gesignaleerde knelpunten in de informatiebeschikkingsprocedure nog meer zijn gaan knellen, maar dat er tevens een nieuw knelpunt is ontstaan. Hiermee komt de oorspronkelijk beoogde rechtsbescherming in toenemende mate onder druk te staan.
De Belastingdienst beschikt over een breed scala aan mogelijkheden om aan informatie te komen. Sinds kort zijn bijvoorbeeld digitale platforms zoals Vinted en Airbnb verplicht om gegevens met de Belastingdienst te delen op basis van de Europese DAC7-richtlijn. Daarnaast beschikt de Belastingdienst over klassieke controlebevoegdheden om informatie te vergaren, zoals een informatieverzoek aan de belastingplichtige zelf of een derdenonderzoek bij derde partijen, zoals accountants of trustkantoren, om informatie over de belastingplichtige op te vragen.
Grenzen aan bevoegdheden
Hoewel de Belastingdienst ruime bevoegdheden heeft, zijn die bevoegdheden niet onbegrensd. Over de reikwijdte of rechtmatigheid van een informatieverzoek of derdenonderzoek ontstaat daarom met regelmaat discussie.
Discussiepunten die daarbij spelen zijn bijvoorbeeld of de inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht heeft genomen en de inspecteur geen ‘fishing expedition’ uitvoert. Dit laatste houdt in dat de inspecteur te breed en willekeurige informatie opvraagt in de hoop iets te vinden. Dat is verboden en vormt met name een punt van discussie wanneer de Belastingdienst inzage vraagt in digitale gegevensdragers zoals smartphones en e-mailboxen.
Een ander actueel voorbeeld is of de Belastingdienst zuivere boetevragen mag stellen. Dit zijn vragen om vast te stellen op sprake is van opzet of schuld bij een belastingplichtige in het kader van een op te leggen boete. De Belastingdienst meent dat de grondslag voor het stellen van zuivere boetevragen kan worden gevonden in artikel 47 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: ‘AWR’).2 Wij zetten daar echter sterk onze vraagtekens bij, omdat artikel 47 AWR de belastingplichtige slechts verplicht om gegevens te verstrekken in het kader van de ‘belastingheffing’ en niet in het kader van de ‘beboeting’.
Knelpunten bij rechtsbescherming
Om belasting- en administratieplichtigen te beschermen tegen de uitoefening van controlebevoegdheden en onrechtmatige informatieverzoeken is op 1 juli 2011 de Wet Dezentjé in werking getreden.
In de kern komt de wet erop neer dat de inspecteur een informatiebeschikking kan uitvaardigen als hij meent dat een belastingplichtige de verplichting om informatie te verstrekken (artikel 47 AWR) of de administratieplicht (artikel 52 AWR) niet nakomt. Als de inspecteur geen informatiebeschikking uitvaardigt wordt een fiscale zaak volgens de normale bewijsregels afgehandeld. Indien de inspecteur wel een informatiebeschikking uitvaardigt, hij gelijk krijgt en de belastingplichtige daarna zijn verplichtingen niet alsnog nakomt, kan dat ertoe leiden dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard.
Hoewel de informatiebeschikking oorspronkelijk in het leven is geroepen om bescherming te bieden, bestaan er in de praktijk de nodige kritische geluiden over de werking van de wet. In het rapport wordt in dat kader onder andere gewezen op de lange doorlooptijden, het beperkte nut bij geschillen over het nakomen van de administratieplicht en het gegeven dat de inspecteur parallel of separaat nakoming van controlevragen kan vorderen in een civiel kort geding.
Ook het gegeven dat alleen de inspecteur de keuze kan maken om een informatiebeschikking uit te vaardigen, vormt in onze optiek een belangrijke tekortkoming. Dat is met name problematisch bij de samenloop met het strafrecht. Het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van informatie vormt immers een strafbaar feit. Zolang er een procedure over een informatiebeschikking loopt zal het OM niet-ontvankelijk worden verklaard, maar met het ontbreken van een procedure kan strafrechtelijke vervolging aanvangen zonder dat de belastingplichtige de rechtmatigheid van het informatieverzoek in een fiscale procedure aan de orde heeft kunnen stellen. Een belastingplichtige die meent zich op goede gronden te kunnen verzetten tegen controlevragen loopt dus het risico op strafrechtelijke vervolging. Dit kan gebeuren als de inspecteur ervoor kiest geen informatiebeschikking uit te vaardigen, maar in plaats daarvan strafrechtelijke vervolging initieert.
De rechtsbescherming staat daarmee onder druk. Terwijl er juist vanwege de zware sancties bij het niet voldoen aan een informatieverzoek een grote behoefte bestaat om rechtszoekenden te beschermen tegen onrechtmatige informatieverzoeken. Het is daarom raadzaam om bij twijfels en vragen over een informatieverzoek deskundige hulp in te schakelen.
1 Â Â Te raadplegen via https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/kamerstukken/2024/02/06/aanbiedingsbrief-rapport-onderzoek-informatiebeschikking
2 Â Â Zie: https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg20620236-bevoegdheid-stellen-zuivere-boetevragen/