Spring naar content

Een vooralsnog mislukte proef?

Op 30 oktober 2023 gaf de Amsterdamse Raad van Discipline (Raad) een beslissing in een proefprocedure over – kort gezegd – bijstand aan een verdachte en getuigen door dezelfde advocaat in hetzelfde onderzoek. Vraag was of het een advocaat is toegestaan zowel een verdachte als een (of meerdere) getuige(n) bij te staan in hetzelfde strafrechtelijke onderzoek.

De advocaat in kwestie (‘verweerder’) stond tezamen met een kantoorgenoot de verdachte bij in een strafzaak. Daarnaast hadden verweerder en zijn kantoorgenoot ook bijstand verleend aan tenminste vier door de opsporing nog te horen getuigen, werknemers van de verdachte.

Toen verweerder het Openbaar Ministerie (OM) verzocht de processtukken te verstrekken in de strafzaak tegen de verdachte, meende het OM dat zij de verdachte en verweerder deze stukken kon onthouden nu – althans zo begrijp ik het – verweerder ook de nog te horen getuigen bijstond en deze getuigen geen kennis mochten krijgen van de processtukken. De rechter-commissaris (RC) alwaar verweerder in bezwaar ging over deze onthouding gaf het OM gelijk.

Ondertussen had het OM al een melding gemaakt bij de Deken over de handelswijze van de verweerder (en zijn kantoorgenoot). De Deken heeft de kwestie vervolgens voorgelegd aan de Raad. Opvallend, nu niet is gebleken dat de verdachte dan wel de getuigen hebben geklaagd over vermeende conflicterende belangen. Zij hadden er kennelijk geen bezwaar tegen dat zij door dezelfde raadsman werden bijgestaan.

De Raad merkt in zijn beslissing in algemene zin terecht op dat er geen regel is die voorschrijft dat advocaten niet meerdere verdachten of andere spelers – zoals getuigen – in hetzelfde strafproces mogen bijstaan. Onder de voorwaarde dat geen sprake is van (mogelijke) tegenstrijdige belangen. De Raad laat na op te merken dat het de advocaat niet toegestaan is handelingen verrichten die zouden kunnen leiden tot ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen (Gedragsregel 21).

De Raad oordeelt ten eerste dat de getuigen, als werknemers, in een afhankelijke relatie stonden tot de verdachte, de werkgever. Bovendien betaalde deze verdachte de kosten voor rechtsbijstand aan de getuigen, zodat er geen volledig parallelle belangen bestonden en dus – zo vul ik in – sprake was van (mogelijk) conflicterende belangen. De werknemers zouden kennelijk niet vrijelijk durven te verklaren. De advocaat schond daarmee de regel dat een advocaat niet tegelijkertijd voor meer dan één partij mag optreden in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben (Gedragsregel 15).  Volgens de Raad hadden de getuigen beter door een andere advocaat kunnen worden bijgestaan.

De Raad zegt niet door wie die andere advocaat dan betaald zou moeten worden. Betoogd kan worden, dat het, ingevolgde de woorden van de Raad, in ieder geval niet de werkgever, verdachte, mag zijn. Maar wie dan wel? Een getuige heeft in beginsel geen recht op gefinancierde rechtsbijstand. Bovendien bestaat er ook nog zoiets als goed werkgeverschap. Een werkgever die goed voor zijn werknemers zorgt en deze werknemers aldus een raadsman die hen bijstaat bij het verhoor aandraagt én betaalt. Mogelijk speelt de casus in deze beslissing een rol, maar niet iedere werkgever- werknemersrelatie is er per definitie een van afhankelijkheid en zeker niet een die leidt tot oneigenlijke beïnvloeding van een getuige. Bovendien hoeven de belangen niet volledig parallel te zijn. Dat zijn ze nooit en zulks volgt ook niet uit de tuchtrechtelijke jurisprudentie. Maar niet volledig parallelle belangen, staat nog niet gelijk aan conflicterende belangen!

Oplossing voor dit vermeende probleem kan eventueel worden gevonden in de aanwezigheid van de advocaat van de werkgever, de verdachte, tijdens het getuigenverhoor. Deze advocaat kan en mag de getuige wel wijzen op zijn rechten en plichten en er op toezien dat het verhoor op de juiste wijze verloopt, maar staat de getuige niet bij als diens advocaat. De advocaat moet er dan wel voor waken dat duidelijkheid bestaat over de hoedanigheid waarin hij optreedt, te weten als raadsman van de verdachte. Deze oplossing is zo gek nog niet, zeker niet, nu al hetgeen de werknemer verklaart, kan worden toegerekend aan het bedrijf van de werkgever en aldus, via de leer van het feitelijk leidinggeven, aan de verdachte. Ook zou gedacht kunnen worden aan het instellen van een afgeleid zwijgrecht voor de werknemer van de verdachte rechtspersoon (let wel, niet de verdachte werkgever), gelijk het mededingingsrecht.

Terug naar de beslissing van de Raad. 

Kennelijk ziet de Raad in het bezwaar van verweerder over het onthouden van de processtukken eveneens een aanwijzing dat sprake is van mogelijk conflicterende belangen. Deze redenering gaat mank. Indien en voor zover het OM stukken onthoudt omdat zij bang is dat de advocaat deze stukken deelt met de getuige, is die situatie niet anders dan wanneer de getuige door een andere advocaat wordt bijgestaan. Immers, de advocaat van de verdachte (of de verdachte zelf) kan die stukken, of de inhoud daarvan, ook delen met (de advocaat van) de getuige. Nee, het OM en in zijn kielzog de RC, vertrouwden de advocaat in kwestie kennelijk niet in de naleving van Gedragsregel 21. En dáárom krijgt hij de stukken niet. Wellicht terecht, ik ken de casus niet, maar het vertroebelt onnodig de beslissing van de Raad. Het ziet namelijk niet op de vraag of één advocaat zowel een verdachte als een getuige mag bijstaan.

Al met al een beslissing die meer vragen doet rijzen dan antwoorden geeft.

Gezien het feit dat het gaat om een proefproces, is het aannemelijk dat het Hof van Discipline nu aan zet is. Het is te hopen dat het Hof een zuiverdere redenatie bezigt en tevens uitweidt over de vele mogelijke variaties op het thema bijstand verdachte en getuige(n) door één advocaat/advocatenkantoor.

Mijn visie: een advocaat kan prima zowel een verdachte als een getuige bijstaan in dezelfde strafzaak. Hij dient zicht ervan te vergewissen dat er geen sprake is van tegenstrijdige belangen en dient ook Gedragsregel 21 na te leven. Toegegeven, om problemen met het OM (en de Deken?) te voorkomen kan de advocaat van de verdachte beter geen getuigen bijstaan. Maar het kan ook nuttig zijn, ook voor het OM. Zo heeft het OM één aanspreekpunt en kan het proces van horen van getuigen soepel verlopen om later onnodige verweren en dus vertraging te voorkomen. Als iedere procesdeelnemer zich daarbij aan de (Gedrags)regels houdt, hoeft dat geen problemen op te leveren.